dinsdag 2 juli 2019

Tatra sprookje, deel 6


Jacob vervolgde zijn weg door de grote wereld met in zijn bagage alles wat hij in Kampholia geleerd had. 
Dat was onder andere de kunst van het vuur maken.
Dat was een grote stap , want elke avond wilde hij een goede maaltijd bereiden en voorheen was hij daartoe afhankelijk van een gasje dat hij meesleepte en nu hoefde hij niet meer achter nieuwe flesjes aan. Behalve heel af en toe als het hout te nat was of het bos te brandgevaarlijk.

En zo trok hij langzaam maar zeker dieper het berggebied in.
Hij trof een vriend die daar in zijn Lelijke Eend rondtufte en een boodschap moest afleveren bij mensen die hij omschreef als zeer bijzonder levend. Hij had daar een paar maanden geholpen een jaar geleden, want ze moesten daar ruïnes bewoonbaar maken.
"Je moest maar even meegaan", raadde hij Jacob aan, "want dat zal jou ook wel aanspreken."

Dat deed Jacob. De weg kruiste een stenige weg waar alleen  Eenden nog op vooruit konden komen en omhoog ging het, Jacob fietste achter de auto aan. Het landschap dat zich onder zijn ogen voltrok was betoverend mooi. Hij was tegelijk in extase en steeds vermoeider, want aan het steile klimmen kwam geen einde. 

Toen hij  bijna boos begon te worden op zijn vriend omdat hij hem in zo'n onherbergzaam gebied geloodst had, kwamen er eindelijk tekenen van menselijk leven.
In bochten en langs afgronden stonden her en der afgeschreven Eenden geparkeerd, lagen er stapels hout, en warempel daar stond een boom van een kerel, uitgebeeld, met grote ogen, kleine voeten en een mond waarin een restaurant uitgebeeld was.
Daarna kwamen andere personages. Er hingen engelen in de lucht aan touwtjes bevestigd...



Jacob was zeer onder de indruk van deze combinatie van landschap en menselijke creaties.
Hoe hoger hij kwam hoe indrukwekkender alles voor hem was. Enkele tranen kon hij niet onderdrukken.....

Geen opmerkingen:

Een reactie posten