dinsdag 25 juni 2019

Tatra sprookje, deel 2


Eigenlijk was Jacob ergens familie van de kabouters.
Hij kende hun wezen en omdat hij hun taal verstond wist hij ook hoe hij ze kon helpen met hun taken.
Een eenvoudig liedje was vaak al genoeg om een hele kabouterwerkgroep te verblijden en om hen aan te moedigen door te gaan met hun belangrijke werk.

Op een dag verraste hij een zevental Tatrakabouters die bezig waren een boom te stutten die om dreigde te vallen.
Jacob bespeelde zijn fluit en zong voor de kabouters een ode aan Moeder Aarde.




 "Oh Aarde, wat zijt gij groot, en wij zijn oh zo klein.
Bijzonder is het hier op jou te mogen zijn.
Gij zijt onze moeder en biedt ons veiligheid.
Jij bent er voor ons altijd." 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten